Alopecia

Farmacotherapeutische richtlijn

Auteur: H.J. van Duijn

Achtergronden

De incidentie van alopecia (areata en androgenetica, ICPC S23) in de huisartspraktijk is ca 1,5 per 1000 patiënten per jaar [1,2]. Slechts een deel van de mensen met alopecia bezoekt hiervoor de huisarts.
- Alopecia androgenetica is een genetisch bepaalde, meestal bij mannen voorkomende haaruitval, die rond het twintigste jaar begint en bij het ouder worden tenslotte tot kaalheid kan leiden [3-6].
Hierbij bestaat een verhoogde gevoeligheid van de haarfollikels voor androgene steroïden die de atrofie van de haarwortel bevorderen. Typerend is een wijkende voorste haargrens en kaalheid op en rond de kruin. De kalende plekken kunnen op den duur conflueren en een hoefijzervormige strook haar overlaten.
Alopecia androgenetica komt bij de helft van de blanke mannen voor, minder vaak bij het negroïde en zelden bij met aziatische ras. Alopecia androgenetica komt ook bij vrouwen voor, zij het in veel mindere mate dan bij mannen. Bij vrouwen kan de haarinplant diffuus dunner worden en kan de voorste haargrens intact blijven.
- Alopecia areata is een aandoening waarbij verlies van haar optreedt in een of meer circumscripte plekken, meestal op de hoofdhuid, soms echter ook in de baardstreek en in de wenkbrauwen [4,5]. De aandoening komt voor bij minder dan 2% van de bevolking, meestal bij personen tussen de 20 en 40 jaar zonder voorkeur voor sekse.
De patiënten melden een plotseling ontstane kale plek die esthetische bezwaren geeft. Bij onderzoek zijn er geen tekenen van (schimmel)infectie of atrofie. Haren aan de grens van de plek vertonen vaak de vorm van een uitroepteken (smal aan de basis en met een kort en breed distaal deel). In meer dan de helft van de patiënten geneest de aandoening spontaan binnen één jaar. Bij een deel van de overige patiënten verloopt de aandoening progressief.

Niet-medicamenteuze adviezen

Bij alopecia androgenetica en areata zijn geen goed onderbouwde zinvolle niet-medicamenteuze adviezen te geven. Patiënten met alopecia areata worden geïnformeerd dat bij meer dan de helft van de gevallen de aandoening spontaan geneest binnen één jaar.

Indicaties voor farmacotherapie

Farmacotherapeutische mogelijkheden

Alopecia androgenetica:

Alopecia areata:

MINOXIDIL (lokaal)
Werking Het werkingsmechanisme van minoxidil (tevens een antihypertensivum uit de groep direct werkende vasodilatantia) bij alopecia is niet bekend. Het middel moet een jaar lang tweemaal daags op de kale plekken worden aangebracht in een lotion van 2% (maximaal 2 ml per dag).
Werkzaamheid Bij minder dan een kwart van de patiënten van alopecia androgenetica treedt opnieuw enige haargroei (maar geen normale haargroei) op bij gebruik van minoxidil [3,6]. De 5%-oplossing is effectiever dan de 2%-oplossing en dan placebo [7]. Na staken van de behandeling keert het beeld van vóór de behandeling binnen 3 tot 4 maanden terug.
Bijwerkingen 7% heeft last van irritatie van de huid en ongeveer 4% van de behandelde vrouwen krijgt last van hypertrichose van het gelaat. Er bestaat enige systemische absorptie waardoor tachycardie, angina pectoris, oedeem of potentiering van orthostatische hypotensie kan optreden.
Aandachtspunten Minoxidil is alleen geregistreerd voor toepassing bij mannen. Gezien de beperkte kans op effect, de noodzaak om voor een blijvend effect de behandeling voort te zetten en de kans op bijwerkingen wordt het gebruik van minoxidil afgeraden. Het middel wordt voor alopecia niet vergoed.

FINASTERIDE
Werking Finasteride is een 5-alfa-reductase remmer (type 2) die testosteron omzet in dihydrotestosteron. Het middel moet een jaar lang oraal worden ingenomen in een dosering van 1 mg per dag [3].
Finasteride is in een hogere dosering geregistreerd voor benigne prostaathypertrofie (Proscar® 5 mg 1 maal daags) en sinds kort ook voor de indicatie alopecia androgenetica (onder de naam Procepia ® 1 mg 1 maal daags).
Werkzaamheid In de met finasteride (1 mg per dag) behandelde groep nam het aantal haren op een representatief stuk hoofdhuid van 5,1 cm 2 ten opzichte van de uitgangswaarde na twee jaar toe met 88 haren, en met 38 haren na vijf jaar. In de placebogroep was het aantal haren na twee jaar met 50 afgenomen en na vijf jaar met 239. Bij 90% van de met finasteride behandelde mannen was sprake van stabilisering van het haarverlies en bij 65% van toegenomen haargroei. In de placebogroep was echter sprake van een geleidelijk haarverlies bij alle mannen [8]. In andere onderzoeken trad bij meer dan de helft van het aantal behandelde personen opnieuw haargroei op, terwijl bij meer dan driekwart stabilisatie van het haarverlies plaatsvond [3,5,9].
Bijwerkingen Finasteride is gecontraïndiceerd bij zwangere vrouwen vanwege de kans op genitale misvorming bij een mannelijke foetus. Verder komt bij ongeveer 3% van de patiënten impotentie en libidoverlies voor, vooral in de eerste negen maanden van de behandeling. Ook worden genoemd een verminderd ejaculaat, ejaculatiestoornis en gynaecomastie. Er zijn nog onvoldoende gegevens over de (mogelijke) (geno)toxiciteit bij mannen op de lange termijn.
Aandachtspunten Finasteride wordt in semen uitgescheiden, condoomgebruik is noodzakelijk bij sexueel contact met een zwangere (of fertiele) vrouw. Na het staken van de behandeling is na ca 6 tot 12 maanden het gunstig effect geheel verdwenen. Finasteride wordt voor deze indicatie niet vergoed.

CYPROTERONACETAAT
Werking Cyproteronacetaat heeft een anti-androgene en progestatieve werking. Het middel kan aan vrouwen met alopecia androgenetica worden gegeven in combinatie met ethinylestradiol (in de vorm van Diane®) .
Werkzaamheid De uitkomsten van het onderzoek naar de effectiviteit van cyproteronacetaat /ethinylestradiol laten weinig effect zien. In een placebo gecontroleerd onderzoek (12 patiënten in beide groepen) werd geen effect gevonden ten opzichte van placebo [11]. In een ander onderzoek was cyproteronacetaat /ethinylestradiol minder effectief dan minoxidil bij vrouwen zonder andere tekenen van hyperandrogenisme [12].
Bijwerkingen In het begin van de behandeling komen misselijkheid, vermoeidheid, neerslachtigheid en gewichtsveranderingen voor. Verder een droge huid, mastodynie, vergroting van de borsten en libidovermindering.

INTRALESIONALE CORTICOSTEROIDEN bij alopecia areata
Werking Corticosteroïden remmen het auto-immuunproces. Triamcinolonacetonide wordt eens in de vier tot zes weken in een oplossing van 5mg/ml in de aangedane plekken geïnjecteerd in kwaddels van 0,1ml met een maximum van 10mg per keer.
Werkzaamheid Hoewel door meerdere auteurs geadviseerd wordt bij alopecia areata intralesiaonale injecties met een corticosteroïd toe te dienen hebben wij geen RCT’s kunnen vinden naar de effectiviteit hiervan. [4,5]
Bijwerkingen Huidatrofie, vulnerabele huid, hypopigmentatie, ecchymosen, teleangiectasieën.

Beleid

Bij alopecia androgenetica is sprake van een fysiologisch proces. In eerste instantie wordt de patiënt geïnformeerd over het onschuldige karakter en het beperkte effect van de therapeutische mogelijkheden. Om enig effect te bereiken zou langdurige behandeling nodig zijn. Gezien de mogelijke bijwerkingen en het feit dat sprake is van een fysiologisch proces, wordt medicamenteuze therapie van alopecia androgenetica afgeraden. Indien de kaalheid leidt tot psychosociale klachten, kan eventueel verwezen worden naar een psycholoog.
Bij alopecia areata kan het natuurlijk beloop worden afgewacht.

Literatuur

  1. Okkes IM, Oskam SK, Lamberts H. Van klacht naar diagnose. Episodegegevens uit de huisartspraktijk. Bussum: Coutinho, 1998.   terug naar tekst
  2. Ong RSG, De Waal MWM. RHUH-LEO basisrapport IX: databestand 2000/2001. Leiden: LUMC Afdeling Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, 2002.   terug naar tekst
  3. Khandpur S, Suman M, Reddy BS. Comparative efficacy of various treatment regimens for androgenetic alopecia in men. The Journal of Dermatology 2002;29:489-98.   terug naar tekst
  4. Meidan VM, Touitou E. Treatments for androgenetic alopecia and alopecia areata: current options and future prospects. Drugs 2001;61(1):53-69.   terug naar tekst
  5. Shapiro J, Wiseman M, Lui H. Practical management of hair loss. Can Fam Physician 2000;46:1469-77.   terug naar tekst
  6. Callan AW, Montalto J. Female androgenetic alopecia: an update. Australas J Dermat 1995;36:51-5.   terug naar tekst
  7. Olsen EA, Dunlap FE, Funicella T, Koperski JA, Swinehart JM, Tschen EH, Trancik RJ. A randomized clinical trial of 5% topical minoxidil versus 2% topical minoxidil and placebo in the treatment of androgenetic alopecia in men. J Am Acad Dermatol. 2002;47(3):377-85.   terug naar tekst
  8. Finasteride Male Pattern Hair Loss Study Group. Long-term (5-year) multinational experience with finasteride 1 mg in the treatment of men with androgenetic alopecia. Eur J Dermatol 2002;12(1):38-49.   terug naar tekst
  9. Wolff H, Kunte C. Current management of androgenetic alopecia in men. Eur J Dermatol 1999;9(8):606-9.   terug naar tekst
  10. Price VH, Hordinsky M, Olsen EA, Savin R, Begfield W, Fiedler V, Lucky A, Whiting DA, Pappas F, Culbertson J, Kotey P, Meehan A, Waldstreicher J. Lack of efficacy of finasteride in postmenopausal women with androgenetic alopecia. J Am Acad Dermat 2000;43:768-76.   terug naar tekst
  11. Carmina E, Lobo RA. Treatment of hyperandrogenic alopecia in women. Fertil Steril 2003;79(1):91-5.   terug naar tekst
  12. Vexiau P, Chaspoux C, Boudou P, Fiet J, Jouanique C, Hardy N, Reygagne P. Effects of minoxidil 2% vs. cyproterone acetate treatment on female androgenetic alopecia: a controlled, 12-month randomized trial. Br J Dermatol. 2002; 146(6):992-9.   terug naar tekst